top of page

Jeugd- en gezinscoach René met pensioen

Onze jeugd- en gezinscoach René gaat deze zomer met pensioen. Welke dingen gaat René niet vergeten? En wat zou hij Capelse ouders nog willen meegeven?

jeugd- en gezinscoach René bij een boom

Hoe lang werk je hier al?

“Ik werk hier 10 jaar, ik ben gestart in 2014. Het CJG begon toen als nieuwe organisatie. Ik werkte bij Stek Jeugdhulp en daar kwam de vraag wie dat leuk vond om te gaan doen. Toen heb ik mijn vinger opgestoken. Officieel heb ik pas in 2017 mijn vaste contract bij het CJG gekregen, eerst had ik een tijdje een soort dubbele werkgever.”


Je werkt dus al 10 jaar bij het CJG. In de sector werk je nog veel langer begreep ik.

“Ja, op 1 augustus werk ik 45 jaar in de jeugdhulpverlening.”


Waarom ben je dit werk oorspronkelijk gaan doen? Wat was je motivatie?

“Er was geen motivatie. Ik was een rebel. Ik moest van school af, zonder diploma. Ik was 19 en op de middelbare school vier keer blijven zitten. Toen moest er natuurlijk wel iets gaan gebeuren, dus ik had twee sollicitaties uitstaan. Eentje bij de binnenvaart, als matroos, en de ander bij het gereformeerd burgerweeshuis, waar je kon starten als stagiair. Dat heette het ‘algemeen voorbereidend jaar voor groepsopvoeders’. Dat laatste is het geworden, en zo ben ik gestart. Ik liep 20 uur stage in de praktijk en kreeg 20 uur theorie. Dat jaar was dusdanig leuk en succesvol dat ik dacht: dit werk is wel iets voor mij.”


En daarna heb je de jeugdhulpverlening niet meer verlaten. Wat een bijzondere start, dat heeft zo moeten zijn.

“Ja, dat denk ik wel. Ik was een kind van gescheiden ouders, dat verklaart natuurlijk ook wel waarom ik deed wat ik deed. Toen ik daar kwam, ging ik werken in een leefgroep met jonge kinderen van 3 tot 5 jaar oud die uit huis geplaatst waren. Na een week was ik genezen hoor, toen vond ik mezelf niet meer zo zielig. Het was een hele goede start.


Daarna ben ik naar de Sociale Academie gegaan, zoals dat toen heette, in Rotterdam. Daar heb ik eigenlijk weinig geleerd. Dat was vooral vrijheid, blijheid. Maar goed, daarna had ik wel mijn MBO inrichtingswerk. Dat had ik in ieder geval nodig om bij het burgerweeshuis te kunnen werken. Daar heb ik 8 jaar gewerkt, als groepsleider. Eerst met jongere jeugd en daarna met oudere jeugd. Toen ben ik gaan werken bij Boddaert, dat was een aparte vorm van dagbehandeling. Het was een naschoolse behandeling. We vingen ouders en kinderen op om anders met hun kind te leren omgaan. Het was een fijne plek. Dat heb ik vijf jaar gedaan en daar heb ik mijn HBO gehaald: HBO inrichtingswerk, bij de Hogeschool West-Brabant. Eén dag in de week, vier jaar lang. Daar heb ik wél heel veel geleerd. Het was een hele goede opleiding.


Na Boddaert ben ik overgegaan naar Humanitas. Daar ben ik gezinsvoogd geworden. In die tijd, een hele andere tijd dan nu, had je een gemengde caseload. Dus je had vrijwillige begeleiding, pleegzorg, voogdijzaken en reguliere ondertoezichtstelling. In totaal ben ik ongeveer 14 jaar gezinsvoogd geweest. Op een gegeven moment moest je je gaan specialiseren. Dus kwam er aparte pleegzorg, een aparte vrijwillige tak, een apart gedwongen kader, enzovoort."


Waar heb jij toen voor gekozen?

“Ik heb gekozen voor ‘families first’. Dat was een crisisinterventie. Het is vergelijkbaar met wat wij nu doen bij intensieve hulp, alleen was dit nog wat zwaarder. Het ging in die tijd heel anders. Nu moet je alles rapporteren. In die tijd hadden we nauwelijks rapportage. Ook de contacten die je met de kinderrechter had, gingen heel anders. Als ik op zitting moest komen voor een verlenging van een ondertoezichtstelling, dan kon ik bij wijze van spreken een uur van tevoren naar de kinderrechter bellen en zeggen: “Ik kom over een uurtje met die en die mevrouw en ik zou graag zien dat dat en dat gebeurt. Maar dat heb je al gelezen denk ik. Volgens mij zijn er geen problemen, toch?” Zo ging dat.”


Dat is nu wel anders.

“Ja, en dat dat veranderd is, is uitstekend. De rol van de ouder wordt wel serieuzer genomen. Als je toen eenmaal in de klauwen was van de raad of van de jeugdbescherming, dan was het wel ingewikkeld. Dus dat die wet veranderd is, is echt alleen maar goed. Toen dat veranderde, moest er ook veel beter gerapporteerd worden. Want dan moest je uitleggen waarom je iets wilde, waarom je dat zware middel wilde en waarom dat lichtere dan niet werkt, en wat je al geprobeerd hebt, enzovoort. Dus dat is een verbetering.


Ik ben ongeveer tot 2000 gezinsvoogd geweest, toen werd ik gevraagd of ik in Den Haag drie leefgroepen wilde overnemen als coördinator. Ik heb daar twee jaar lang leiding gegeven, waarna ik door Horizon gevraagd werd of ik wilde solliciteren als afdelingscoördinator bij het Medisch Kinderhuis in Oostvoorne. Dat heb ik gedaan en ik werd aangenomen. Ik heb er denk ik een jaar of vijf gewerkt. Als ik erop terugkijk, was dat wel de meest intensieve periode van mijn werkzame leven. Maar ook de mooiste.”


Wat maakte het de meest intensieve periode?

“Dat is lastig uit te leggen. Ik werkte er met vier leefgroepen, dat was vier keer zeven groepsleiders. Ook de technische dienst, maatschappelijk werk en de orthopedagogen vielen onder mij. Dus in totaal stuurde ik iets van 45 mensen aan.


De kwaliteit van de professionals was zo hoog, dat we daar veel konden betekenen voor kind en gezin. Er zat ook een speciaal onderwijs school aan verbonden, dus alle kinderen gingen daar ook naar school. Het waren hele ervaren groepsleiders, maatschappelijk werkers… we konden echt een goede plek zijn voor kinderen en ouders, waar ze allemaal konden leren.


Er zat ook een locatie van Horizon in Capelle. Ik woonde in Rotterdam, Oostvoorne was wel ver. Toen ik gevraagd werd om in Capelle te werken, leek me dat praktisch gezien wel handiger. Dan kon ik op de fiets. Dat is geen fijne keuze geweest, dus na een jaar ben ik daar weer weggegaan. Ik ben toen even teruggegaan naar mijn oude vak als jeugdbeschermer, waarna ik vervolgens door Stek Jeugdhulp werd gevraagd of ik een afdeling wilde leiden met families first en ambulante spoedhulp. Dat heb ik een jaar of 5 gedaan. In die periode ben ik ziek geworden en ben ik een keer overspannen geweest. Ik heb toen negen maanden thuis gezeten. Toen ik terugkwam dacht ik: ik ga het anders doen, ik ga weer terug met mijn voeten in de klei. Ik ben nog een tijdje bij Stek gebleven en daarna volgde het CJG.”


Je hebt veel veranderingen meegemaakt in je carrière. Wat zijn de opvallendste veranderingen?

“Als je nu iets wil, of je maakt je zorgen over een kind, dan heb je een behoorlijke route te bewandelen om dat voor elkaar te krijgen. Een heel administratief gebeuren. In de tijd dat ik gezinsvoogd was, had je meer vrijheid. Dan had ik bijvoorbeeld mijn eigen pleeggezinnen. Hoe langer je dat werk deed, hoe meer mensen je had waar je gebruik van kon maken. Dus als ik een gezin nodig had, belde ik niet met pleegzorg. Dan belde ik gewoon met Rietje uit Oostvoorne en vroeg ik of ze nog plek had. Zo ging dat. Veel collega’s bleven ook lang in het vak, er was weinig baanverandering. Dus je had behoorlijke mogelijkheden om dingen zelf te regelen.


Welke dingen gaan je bijblijven?

“Dat is ontelbaar. Eén van de dingen die ik nooit zal vergeten: ik was gezinsvoogd en ik had een afspraak met een mevrouw. Ze was altijd thuis, maar nu deed ze niet open. Dat was vreemd. Ik belde nog een keer. Toen er geen antwoord kwam, ben ik achterom gelopen en over de schutting geklommen. De keukendeur was niet op slot en toen ben ik naar binnen gegaan. Ze bleek haar polsen doorgesneden te hebben, op de bank. Maar we waren wel op tijd!


Er zijn heel veel dingen te vertellen. Je maakt zo veel mee, dat schuif je ergens ook weg. En als er dan iets gebeurt of je hoort iets, dan denk je er weer aan. Dat merk ik nu, nu ik collega’s begeleid. Dan hebben ze het ergens over en eigenlijk kan ik er altijd wel een voorbeeld bij geven.”


Je begeleidt nu collega’s om je expertise over te dragen?

“Ja, ik heb nu 12 uur in de week om collega’s individueel te begeleiden. Ik begeleid er nu denk ik 6 of 7. De één spreek ik iedere week, de ander eens in de drie weken. Eén keer in de 6 weken hebben we gezamenlijk overleg om te praten over ons vak. Alles wat er besproken wordt, blijft onder ons.”


Hoe vind je het om dat te doen?

“Dat vind ik heel leuk. Zo kan ik mijn ervaring delen.”


Wat zou je ouders van Capelse kinderen nog willen meegeven?

“Kinderen hebben baat bij regels en structuur. Om af en toe ook nee te horen. Daar is niks mis mee, dat maakt je geen slechte ouder, integendeel. Ik denk dat het goed is om af en toe ook eens tegen kinderen te zeggen “dat doen we nu niet” of “vandaag niet” of “over een week”, of noem maar op. En dat kinderen grenzen zoeken, dat begrijp ik. En jij als ouder bepaalt die grens. Wees daar duidelijk in. Daar help je kinderen mee. Dus geef gewoon leiding, geef gewoon structuur, geef gewoon je liefde. Je bent ouder, je hoeft geen vriend of vriendin te zijn. Als dat lukt, dan ben je aardig op weg.”


Wil je zelf nog iets kwijt?

“Ik heb natuurlijk met heel veel mensen samengewerkt. Maar de laatste jaren binnen team Schollevaar en dat is echt een heel leuk team. Het is een bijzondere groep mensen bij elkaar, die elkaar steunen, samen lachen en huilen. En dat is mooi, want dat maak je niet heel vaak mee. Dus: geniet er ook van als het dan zo is. Want het is niet gewoon, dat dit gebeurt.”

bottom of page